Berichten

Engel op aarde

‘Hoi Anouk, ik ben zwanger van je vader’
Ik ben 17 jaar, aan het werk en ik ken de vrouw, met inderdaad een enorme toeter, hoe kon ik dat over het hoofd hebben gezien, niet. Wie is zij? Wat wil ze? Waarom doet ze dit? Ik kijk haar aan. Geef haar haar wisselgeld en gebaar naar de volgende in de rij; ‘komt u maar!’

‘Dit is je broertje’
Als ik ergens in het voorjaar, na mijn 18e verjaardag, bij de HEMA in de rij sta om een reep chocolade af te rekenen, wordt er aan mijn arm getrokken. Dezelfde vrouw. Zonder toeter, met een wandelwagen. Ik ben perplex, sprakeloos, lamgeslagen en alles wat je nog meer kan zijn op zo’n moment. Dan word ik boos. Wat denkt ze wel niet? Wat probeert ze eigenlijk te bereiken? Ze moet hiermee ophouden! Ik kijk haar aan. ‘dat.is.mijn.broertje.niet, laat me met rust!’ is het enige dat ik haar toebijt. De wagen keur ik geen blik waardig.

Als hij ongeveer ongeveer zes is, wil hij mij ontmoeten. Ik krijg een in elkaar geknutseld boekje met Donald Duck plaatjes: ‘Hoi Anouk, wil jij met mij naar de dierentuin? Wat zijn je hobbies? Ik hou van gym’. Superschattig. Ik krijg ook te horen dat hij denkt dat hij niet lief is, dat zijn andere zus daarom de grote onbekende is die hij alleen van een foto kent. Hartverscheurend. Natuurlijk wil ik met hem naar de dierentuin. Ik weet alleen niet of ik me wel als een zus kan gedragen, hoor, voeg ik er aan toe. Ik ben altijd de jongste geweest. Ik heb nooit een broertje gehad. We hebben geen geschiedenis samen. Wat moet ik doen? Hoe moet ik me gedragen?

Ik zie hem voor het eerst en ik weet: dit kind is een engel. Zo lief en grappig, zo pienter. Met zijn grote blauwe ogen en blonde stekels. Vol met vragen, gek op informatie. Voorzichtig. Ik vraag me af hoe het in vredesnaam kan zijn dat zo’n gevoelig , zorgzaam kind bij mijn vader opgegroeid is. Het kan niet anders dan dat dat van zijn moeder vandaan komt; alle credit gaat wat mij betreft naar haar. Misschien is hij wel een godgezonden levensles voor onze vader; hij komt tenslotte uit de hemel.

Ondertussen is hij een kleine grote man. Met dezelfde blonde haren en blauwe ogen en trekjes die aan familieleden doen denken die te vroeg zijn heengegaan. Ik zie mezelf ook in hem terug. Mooi en pijnlijk tegelijk. Vandaag is hij jarig en feliciteer ik hem, op zijn eigen telefoon. Even ben ik bang dat ik een bericht terug krijg met ‘bedankt, maar wie ben jij?’. Dat gebeurt gelukkig niet. Verder is het stil. Zou hij nog steeds denken dat er iets mis met hem is? Ik weet dat hij slim en bovendien een piekeraar is. Hij zal wel vragen hebben. Natuurlijk heeft hij vragen. Waarom maar één zus over de vloer komt. Waarom hij die andere zus vrijwel nooit hoort of ziet. Waarom ze niet met papa praat.

Hij mag alles weten. Ik ben er klaar voor, maar wacht tot het moment dat hij zelf aangeeft dat het zover is. Natuurlijk denk ik aan hem. Lach ik om zijn opmerkingen, de streken die hij uithaalt. Ben ik trots op zijn prestaties en het feit dat het zo’n in- en-in goed mens is (had ik al gezegd dat het een engel is?). Al ben ik er nooit bij en is mijn informatie tweedehands. Natuurlijk maak ik me ook zorgen. Gaat het wel goed met hem, is hij gelukkig? Ik weet dat hij teleurgesteld en gekwetst zal worden in het leven. Door vrienden, door meisjes, door werkgevers, door de wereld, door het leven zelf. Hij zal oneerlijke dingen meemaken. Te kampen krijgen met onzekerheden. Met  tegenslagen en verlies. Ik krijg al buikpijn als ik eraan denk. Ik zou het allemaal willen voorkomen maar weet dat dat onmogelijk is.

Ik kan er alleen maar zijn. Voor nu op de achtergrond, maar niet minder bereidwillig. Hij zal altijd bij me terecht kunnen. Voor zomaar. Voor raad en daad. Voor praktische hulp, advies, een luisterend oor. Want ik ben zijn zus en hij is mijn broertje.