Berichten

Op een mooie dag in augustus..

Weet je nog, dat strandje waar we naartoe gingen en we voor het eerst seks hadden? En toen in de auto. En in de kamer naast je ouders. Ik verlang naar je. Je kussen branden op mijn huid. Ik herinner me je mooie ogen. Laat me alsjeblieft weer verdrinken in jouw mooie ogen!

Het staat allemaal in een vurige liefdesbrief. Gericht aan mijn vriendje. Datum: recent. Met een uitnodiging om alles nog eens fijn over te doen. Want ze weet dat hij snel weer daar zal zijn. Of hij er ook zo naar uit ziet? Een rilling loopt van mijn stuit tot mijn kruin en terug. Ik geloof mijn ogen niet. Godverdomme! Is er meer?

Er is meer. Nog vier stuks rood-wit-blauw omrande enveloppen met gezucht, gesteun en ik-hou-van-jou-voor-altijd-gebrabbel. Of hij ook van haar droomt. Dat hij haar eerste is. In een taal die niet de mijne is, maar ik begrijp er genoeg van om te weten dat dit fout is. Razend word ik ervan. Ik wil niet meer weten. Ik wil alles weten. De opkomende tranen druk ik weg en ik lees ik door. Ik moet, letter voor verwoestende letter.

Brief nummer drie bevat foto’s. Eén van haar. Eén van hem. De derde samen. Schaars gekleed is een nette uitdrukking. Ik wil kotsen. Er gebeurt iets met grond en voeten en verdwijnen. Ik wankel en laat me op het bed zakken. Ik kan wel gillen. De wereld staat even stil en draait razendsnel tegelijk. Net als de gedachten in mijn hoofd. Ik haat haar, ik haat hem en ik haat mezelf. Waarom gebeurt dit? Waarom viel mijn oog op dat airmail- stickertje? Waarom keek ik in die la?!

Dit is helemaal niet zoals het moest gaan. Ik kwam hier met een plan. Een verrassing.

Morgenavond zou hij thuiskomen van een vakantie. In dat land. Omdat ik hem niet direct zou zien, zou ik in ieder geval wat achterlaten. In dat laatje. Een welkom. Zodat hij wist dat ik op hem wachtte. En toen kwam dat klotelaatje!

Ik vraag me af wat hij nu doet. Op dat strand. Met haar. Gadverdamme. Ik verzink in de meest verschrikkelijke scenario’s en laat de tranen nu gewoon komen. Daarom hoorde ik zijn moeder ook niet aankomen. Gelukkig klopt ze altijd eerst voordat ze binnenkomt. Ik veeg snel mijn tranen weg en stop, waarom weet ik ook niet, de brieven in mijn tas. Het kadootje is – hoe symbolisch- op de grond gevallen en dat laat ik mooi zo.

Zijn moeder snapt er niks van. Ik ren langs haar de kamer uit en zie in het voorbijgaan haar verbaasde blik. De arme schat; ze staat klaar met thee en koekjes. Mijn lievelingsthee en lievelingskoekjes, tot nu dan. Ze zal er in haar eentje van moeten genieten.