De evolutie van tante Noukie
Ruim vijf jaar geleden werd ze geboren: tante Noukie.
Het allerliefste, allermooiste, allergrappigste kind met de mooiste wimpers ever kwam ter wereld, waardoor ik tegenwoordig deze titel draag.
En man, wat gaat dat snel en is dat ingewikkeld. Het betekent op slag verliefd zijn en hem op willen eten. Het betekent troosten, streng zijn, lief zijn, wiegen, heen en weer lopen, verzorgen, poepluiers, lamme armen, uitputting, angsten, zorgen over nu maar ook over de toekomst maken, aan je haar getrokken worden, aan zijn haar ruiken, in je buik geschopt worden, op je rug gesprongen worden, op je knieën door de kamer gaan, constant opletten, achteraan rennen, ‘nee’ roepen en indringend aankijken, honderdduizend vragen beantwoorden, blij zijn dat ie begint te praten, hopen dat ie zijn kop eens houdt, mama in hem herkennen, papa in hem zien, van binnen lachen om de stoute opmerkingen maar tegelijkertijd pokerface oefenen, je hart in je keel/maag/schoenen om gevaarlijke capriolen, dansen in de kamer, kinderliedjes tot je oren bloeden, tekenfilms tot je ogen bloeden, trots tekeningen tentoonstellen, stimuleren, complimenteren, bezig houden, belonen.
Het betekent ook eigen vragen, heel veel vragen. Wil ik strikt zijn, wil ik relaxed zijn, mag ik straffen, laat ik dat aan mama over, wil ik verwennen, wil ik gezond bezig zijn, vindt ie me leuk, vindt ie me stom, vraagteken vraagteken vraagteken.
Het komt het dichtst bij zelf moeder zijn, dichter bij de twee goudvissen verzorgen wat ik voorheen, ook met liefde en toewijding trouwens, deed. Het heeft ervoor gezorgd dat ik van ‘NEE JOH’ ben omgeslagen naar ‘JA GRAAG’ (maar niet morgen al, hoor). Hoe dan ook: de tijd is gevlogen en nu zijn we hier.
‘Hier’ is nu mijn keuken. Daar zijn wij, mijn zusters en ik. En baby nummer twee. Aan het roeren in potten en pannen (ik), een kolerezooi maken en alles in je mond stoppen (baby), roddelen en op balkon roken (ik noem geen namen) en stiekem cola direct uit de fles drinken die onder het mom van visite weer eens in huis is (OK, dat ben ik). Gezellig, druk. En dan besef je ineens: wat is het rustig in de woonkamer. Dat hoort niet. Wat spookt dat kind uit?
Dus ga ik er op af. Het is een meter of vier, een paar seconden dus, die ik afleg. Wonderbaarlijk hoeveel gedachten je in zo’n korte tijd kunt hebben. Een grotere heksenketel kan het al niet meer worden. De koekkruimels (verantwoordelijk: baby) en kwijl (verantwoordelijk: baby en misschien ook anderen) zijn wijdverspreid, er ligt overal aarde (leuk: radijsje planten, slim en educatief idee, verantwoordelijk: tante Noukie en kind), je struikelt over schoenen, sokken en kussens (verantwoordelijk: allemaal), de bank zit onder mais en vlekken (verantwoordelijk: kind) en de lijst gaat door…
Wat ik aantref, verbaast mij toch nog. Het kind staat ramen te zemen. Hij heeft de eettafel al onder handen genomen en die is vlekkeloos. Hij vraagt me een sopje en een trapje. Hij heeft de chromen voeten (OK, deze woorden gebruikt hij niet letterlijk) van de stoelen al gepoetst en hij kon ineens ‘zijn eigen’ erin zien en nu is het ineens ‘net een spiegel’. Hij heeft gelijk. Hij vertelt dat hij ‘niet weggaat tot alles glimt’.
Natuurlijk schiet mijn hoofd wederom vol vragen. Maar fuck it. Vraag niet hoe het kan, maar profiteer ervan. De enige vraag die nu belangrijk is: hoe krijg ik het voor elkaar dat ie een weekend bij me komt logeren?!