Berichten

Een engel met cornrows

Ik versta haar niet. Haar stem lijkt van ver te komen, maar het zijn mijn hoofd en gedachten die even heel ergens anders waren.

Focus. Kijk haar aan, ze wacht op antwoord. Omdat ik niet weet wat ze vroeg, glimlach ik maar. Het helpt in ieder geval om even weg uit de brei in mijn hoofd te zijn. Om de tranen terug te dringen die op het punt stonden te vallen. Ik slik een paar keer en adem diep in om de brok in mijn keel weg te werken.

Ze kijkt lief terug en kletst lekker door. Vertelt wat ze gaat doen, waar ze naartoe gaat. Dat is naar Vlaardingen Centrum, nogal een stuk van Delfshaven, waar we tegenover elkaar in de tram zitten en zij naar school gaat, verwijderd. Ze moet bij dezelfde halte eruit als ik. Zij gaat dan nog met de metro, de bus en een stuk lopen voordat ze thuis is. Ze houdt het vol omdat ze nog maar één jaartje van de middelbare school verwijderd is.

Later wil ze juf, of nee, kapster worden. Ze heeft haar eigen haar gevlochten vandaag: cornrows. Het zit mooi. Dat vertel ik haar. Ik benadruk ook dat ze alles kan worden wat ze maar wil. Waarom niet kapster én juffrouw? Misschien wil ze volgend jaar wel weer iets heel anders… We hebben het nog over koude patat, over vriendinnetjes, boetes, vrachtwagens…

We moeten er bij dezelfde halte uit. Ik vertel haar niet wat er allemaal in mijn hoofd omgaat.

Dat ik dan wel OK ben, maar of ze alsjeblieft niet zomaar met vreemden wil praten en al die informatie wil weggeven? Dat is levensgevaarlijk! Nee, dat is mijn plek niet. Het is een mooi en open, spontaan meisje, ik wil dat niet ‘straffen’ en in de kiem smoren met mijn eigen paranoia. Ook waarschuw ik haar niet voor de liefde. Voor de pijn en teleurstelling, de onzekerheid waarvan ik nu al weet dat ze die heus ook wel gaat meemaken. Niet projecteren, Anouk. Dus ik wens haar een fijn weekend.

Ik vertel niet dat ik hoop dat ik haar vaker mag tegenkomen. Ik zou graag willen zien dat het goed gaat. Gek eigenlijk. Nog zo’n valkuil. Tien minuten in dezelfde tram en ik ben al gehecht en kan niet loslaten. Zij zegt het toevallig op hetzelfde moment wél. Ik zeg dus dat ik dat ook hoop.

Ik vertrouw haar al helemaal niet toe, dat ze voor mij vandaag, al is het voor heel eventjes, een life saver is geweest. Een engel, recht vanuit de hemel naar mij gezonden. Op een moment dat zelfs ik, met mijn eeuwige optimisme en ‘schouders eronder’ mentaliteit, het even niet meer weet. Met mijn ziel onder mijn arm, mijn hart rauw en zwaar en mijn hoofd in de war in de tram zit, keihard het raam uitstarend in het niks kijkend, zoekend naar houvast omdat ik het anders begeef. Hoe alleen je je kunt voelen, verloren met zoveel leven en bedrijvigheid om je heen.

Zij zag me. Zij zag mij. Zij doorzag me en gaf me het gevoel dat het goed gaat komen. Hoe dan ook. Ik kreeg precies wat ik net even nodig had: aandacht, interesse, luchtigheid, afleiding. Ik geloof heel erg in toeval, maar vandaag niet. Dit voelt als een geruststelling, een teken, een gebaar van het universum.

Weer krijg ik tranen in mijn ogen. Dit keer van dankbaarheid en opluchting. Weer knipper ik ze weg. Ik moet door. Dankjewel, universum. Tot ziens, engel met cornrows.

 

You had me at hello

‘Hoi’.

Opeens was hij daar. Het was een zonnige dag toen hij op zijn skateboard mijn leven binnen kwam gereden. Hij trok meteen mijn aandacht met zijn grote, reebruine ogen, half verscholen achter een nonchalante lok en in een brutaal jongensachtig gezicht. Ik was bezig geweest wat bruisballen te stapelen, maar dat liet ik per direct varen.

Semi-cool, want ik voelde dat dit de approach was, antwoordde ik met een ‘Hai! Wat kan ik voor je betekenen’?

Hij was op zoek naar een klein kadootje, lekker ruikend maar ook praktisch. ‘Voor je meisje?’, vroeg ik. ‘Neuh’ zei hij, waarmee hij mijn vraag wel beantwoordde maar ook precies niets meer dan dat prijsgaf.

Dus gaf ik hem een grande tour door de winkel. Vertelde over de zeepjes, liet de shampoos zien. Ik stelde vragen, hij antwoordde, ik smolt. Zo pienter, zo welgemanierd, nu al zo’n zelfverzekerde, open houding…

Hoewel ik degene was die hem wat aan moest smeren; ik was onder de indruk en helemaal verkocht. Niks meer aan doen; lintje eromheen en presenteren aan mijn moeder!

As if. Hij kwam voor een klein, lekker ruikend kadootje en dat had hij nu. Zijn missie was volbracht. Extra zorgvuldig (lees: langzaam) pakte ik het kado in. Het moment rekken. Nog even small talken en lachen om mijn onmogelijke, rare ik.

Nu was het toch echt zover. Met een ‘doei!’ rolde hij zonder omkijken mijn leven weer uit. De zon die hem bij binnenkomst nog van een schitterend aureool voorzag, vertroebelde nu mijn blik. Maar met mijn hand als bescherming en mijn ogen toegeknepen, kon ik hem nog net weg zien glijden.

Ik zuchtte. Een berustende zucht, een positieve zucht. Die bestaan!
Wat een engel. Ik zou hem vast nooit meer zien. Met zijn lekkere kop met haar. Met die prachtige kijkers, waarmee hij vast nog menig meisje zou veroveren. Ik zou het allemaal niet meemaken. De hartenbreker!

Ik schatte hem een jaar of tien.