Berichten

Thuiskomen

In een voor mij onbekend bed schrik ik wakker. Even ben ik de tijd en mijn omgeving helemaal kwijt. Kijk om me heen. Ohja, ik ben bij haar thuis. Check de tijd op mijn telefoon: ik ben maar 23 minuten weggeweest. Het heeft niet geholpen.Ik ben nog steeds moe. Zo intens moe. Ik voel het in mijn slappe ledematen, het brandt achter mijn ogen en mijn hoofd is vol en leeg tegelijk. Ik wil zo graag weer gaan slapen en nergens aan denken, maar het lukt me niet. Het lukt me al dagen niet beter dan onrustig, oppervlakkig te slapen wat niet langer dan een uur of twee duurt. Dan schrik ik weer wakker in de keiharde, koude, eenzame realiteit. Het is aan me te zien. Ik ben bleek, mijn haar staat alle kanten uit en ik heb enorme kringen onder mijn lusteloze ogen. Ik eet niet. Dat betekent dat het echt goed mis met mij is. En dat is het ook. Geef ik eindelijk toe. Het is de eerste keer dat ik hier ben. De eerste keer dat ik haar zie in een lange tijd. Het had niet zo moeten lopen, maar zodra ik haar zag brak ik. Huilen. Met snot, overslaande stem en knorrende geluidjes, alles. Ik kon gewoon niet meer. Ik ben altijd al slecht geweest in doen alsof, in mijn emoties verbergen. Nu had ik het me nog zo voorgenomen maar lukte het me voor geen seconde. Moest dus gelijk vertellen wat er aan de hand was en ja, toen was er geen houden meer aan.

Lees meer

Een engel met cornrows

Ik versta haar niet. Haar stem lijkt van ver te komen, maar het zijn mijn hoofd en gedachten die even heel ergens anders waren.

Focus. Kijk haar aan, ze wacht op antwoord. Omdat ik niet weet wat ze vroeg, glimlach ik maar. Het helpt in ieder geval om even weg uit de brei in mijn hoofd te zijn. Om de tranen terug te dringen die op het punt stonden te vallen. Ik slik een paar keer en adem diep in om de brok in mijn keel weg te werken.

Ze kijkt lief terug en kletst lekker door. Vertelt wat ze gaat doen, waar ze naartoe gaat. Dat is naar Vlaardingen Centrum, nogal een stuk van Delfshaven, waar we tegenover elkaar in de tram zitten en zij naar school gaat, verwijderd. Ze moet bij dezelfde halte eruit als ik. Zij gaat dan nog met de metro, de bus en een stuk lopen voordat ze thuis is. Ze houdt het vol omdat ze nog maar één jaartje van de middelbare school verwijderd is.

Later wil ze juf, of nee, kapster worden. Ze heeft haar eigen haar gevlochten vandaag: cornrows. Het zit mooi. Dat vertel ik haar. Ik benadruk ook dat ze alles kan worden wat ze maar wil. Waarom niet kapster én juffrouw? Misschien wil ze volgend jaar wel weer iets heel anders… We hebben het nog over koude patat, over vriendinnetjes, boetes, vrachtwagens…

We moeten er bij dezelfde halte uit. Ik vertel haar niet wat er allemaal in mijn hoofd omgaat.

Dat ik dan wel OK ben, maar of ze alsjeblieft niet zomaar met vreemden wil praten en al die informatie wil weggeven? Dat is levensgevaarlijk! Nee, dat is mijn plek niet. Het is een mooi en open, spontaan meisje, ik wil dat niet ‘straffen’ en in de kiem smoren met mijn eigen paranoia. Ook waarschuw ik haar niet voor de liefde. Voor de pijn en teleurstelling, de onzekerheid waarvan ik nu al weet dat ze die heus ook wel gaat meemaken. Niet projecteren, Anouk. Dus ik wens haar een fijn weekend.

Ik vertel niet dat ik hoop dat ik haar vaker mag tegenkomen. Ik zou graag willen zien dat het goed gaat. Gek eigenlijk. Nog zo’n valkuil. Tien minuten in dezelfde tram en ik ben al gehecht en kan niet loslaten. Zij zegt het toevallig op hetzelfde moment wél. Ik zeg dus dat ik dat ook hoop.

Ik vertrouw haar al helemaal niet toe, dat ze voor mij vandaag, al is het voor heel eventjes, een life saver is geweest. Een engel, recht vanuit de hemel naar mij gezonden. Op een moment dat zelfs ik, met mijn eeuwige optimisme en ‘schouders eronder’ mentaliteit, het even niet meer weet. Met mijn ziel onder mijn arm, mijn hart rauw en zwaar en mijn hoofd in de war in de tram zit, keihard het raam uitstarend in het niks kijkend, zoekend naar houvast omdat ik het anders begeef. Hoe alleen je je kunt voelen, verloren met zoveel leven en bedrijvigheid om je heen.

Zij zag me. Zij zag mij. Zij doorzag me en gaf me het gevoel dat het goed gaat komen. Hoe dan ook. Ik kreeg precies wat ik net even nodig had: aandacht, interesse, luchtigheid, afleiding. Ik geloof heel erg in toeval, maar vandaag niet. Dit voelt als een geruststelling, een teken, een gebaar van het universum.

Weer krijg ik tranen in mijn ogen. Dit keer van dankbaarheid en opluchting. Weer knipper ik ze weg. Ik moet door. Dankjewel, universum. Tot ziens, engel met cornrows.