Coming out
Vertellen dat je kanker hebt is een soort ‘uit de kast komen’ ervaring, denk ik. Je weet dat het er is, je neemt het overal mee, je hebt het idee dat mensen het aan je zien. Het is een soort geheim waar je je misschien onbewust tegen beter weten in voor schaamt. Een drukkend gevoel waarmee je opstaat en weer gaat slapen en dat er linksom of rechtsom uit moet.
Het is nogal een boodschap. Ten eerste aan jezelf. Het uitspreken, het bevestigen, betekent dat je het niet meer kunt ontkennen. Ik heb kanker. Echt niet. Echt wel. Jezus, ik heb kanker. En dan? Als je eenmaal (en dat is heel snel) de werkelijkheid tot je door hebt moeten laten dringen, kom je voor allerlei dilemma’s te staan.
Wie vertel je het? Wie niet? Waar en hoe doe je zoiets? Via tekst, dan hoef je het niet uit te spreken. Kan diegene het lezen waar en wanneer ie wilt. Maar dat is zo onpersoonlijk. Kan je dat een ander wel aandoen? Er is geen goed moment voor. Nooit.
Ik koos ervoor om het aan directe familie en op mijn werk te vertellen en aan degenen die ik zo vaak/op die manier sprak dat die al wisten dat ik een controle had. Verder deed ik niks.
Tot mensen gingen vragen. Ik ging van ‘gaat niet zo goed man’ naar ‘slecht nieuws’ naar mijn allereerste ‘ik heb kanker’.
En boy, toen was het dak eraf. Een raar soort bevrijding. Het was immers de waarheid, ik kon er niks aan doen en hoefde het niet te verzwijgen om anderen te sparen. Het was intussen mijn normaal. Kanker werd een stopwoord. Toen ik naar een handlezing ging, dacht ik: ‘ik heb toch geen toekomst. ik heb kanker’. Als iemand me een compliment gaf over mijn mooie wenkbrauwen of kapsel zei ik: ‘dankjewel! is nep! ik heb kanker!’. In de supermarkt, het OV, aan de telefoon met instanties, socializen met nieuwe mensen: het rolde zo van mijn tong af. Kan je ook vertellen dat ik nog nooit zo snel en aardig en meedenkend te woord gestaan en geholpen ben, overigens. Voordeel van lid worden van de club waar je niet bij wilt horen: drop de bom en alle deuren gaan voor je open. Yay for free tram rides to your chemo appointments.
Ik ben een jaar na de chemo nu. Mijn eerste operatiejubileum komt eraan. Ik zie er weer uit als een mens, als mezelf. Alleen met minder haar en meer kilo’s. Je ziet niet direct aan mij dat ik nog zo kort geleden zo ziek was en bijna het loodje heb gelegd. Ik worstel nu opnieuw met de ‘zal ik het vertellen’ vraag.
Zoals vanouds ben ik namelijk all over the place. Ben een opleiding gaan doen, ontmoet bij allerlei events nieuwe mensen, ben aan het netwerken. Overal voorstelrondjes. Overal vragen over wat je in het dagelijks leven doet. Hoe je je toekomst ziet. Waar je dankbaar voor bent. Het is onvermijdelijk. Het is zo recent en het beïnvloedt je leven dagelijks op gebieden die je niet voor mogelijk houdt. Kortgezegd: het is allesomvattend. Nieuwe mensen verwachten het niet en dan is de impact nog groter. Verzwijg ik het dus? Bedenk ik iets anders, iets dat ook wel waar is, maar een light versie? Eenmaal verteld, kan ik het niet meer terugnemen. En dan gaat het heel erg daarover. Het hoort bij mij, ja. Maar ik ben het niet. Ik ben meer dan dat. Ik heb er ook niet voor gekozen, maar moet er wel wat mee. Het is een hoofdstuk in mijn levensverhaal, het is niet het hele boek. Ik identificeer me niet met de kanker. Ik wil geen patiënt zijn. Het neemt ook zoveel ruimte in. Ik wil het niet constant over mezelf hebben (beetje paradoxaal op mijn persoonlijke blog, maargoed), ik wil ook soms luisteren en even kankervrij zijn. Gewoon over andere dingen kletsen. Ontzettend belangrijke dingen zoals een eerlijke wereld, selfcare, muziek en of ananas wel of niet op een pizza hoort (JA).
Ik weet nog hoe het was, kankervrij zijn. Niet meer uit de kast hoeven te komen. Kijk ernaar uit.