Ziek genoeg

‘Oh wat erg voor die man, ik heb net knoflook en gerookte zalm op’. Een rare gedachte om te hebben wanneer je aan het vechten bent voor je leven. Ik lig in een ambulance en het is precies zoals op tv. Ik zie het licht aan het plafond, de mannen die over me heen staan gebogen, ik krijg zuurstof toegediend via slangetjes in mijn neus, lig aan een brancard vastgemaakt. Terwijl de sirene loeit, de motor raast en het apparaat die mijn hartslag meet constant als een gek piept (wat logisch is, mijn hartslag is ongeveer een uur lang 240!!) probeer ik me te concentreren. Ik wil niet wegvallen, ik wil niet huilen, ik wil niet doodgaan, ik wil niet dat dit gebeurt. Ik knipper de tranen weg, zet mijn blik op oneindig en vertel mezelf in een voortdurend mantra – adem in door de neus- dat ik veilig ben, dat er voor mij wordt gezorgd en dat dit helemaal goedkomt – adem uit door de mond-.

Ik vraag me af hoe dit zo gekomen is. Ik ben toch (verder) gezond?

‘Oh jee, jij gaat hier blijven hoor dame. Je hebt hoge koorts, dat is niet goed’.

Dat was vanmorgen op de acute dienst- afdeling van het ziekenhuis. Ik had weer een primeur te pakken: ik viel flauw. Gewoon zomaar. Daarom moest ik onderzocht worden. Ik moest in een beker plassen en vond mijn urine raar donker. Zij niet. Van vier tot tien werd ik onderzocht. Ik moest opnieuw plassen. Ik had al zes uur lang nog geen druppel of kruimel van wat dan ook aangeboden gekregen, dus merkte op dat ik dan wel wat moest drinken. Daar werd niet op ingegaan dus ik ging maar aan de kraan hangen. Ik vond mijn urine weer gek. Zij weer niet.

Als na die zes uur de hulptroepen arriveren met wat te eten en te drinken voor mij en de vriendin die vanaf mijn flauwvallen niet van mijn zijde is geweken, komt net de arts binnen. ‘Oh’, zegt ze, ‘als je kan eten dan gaat het alweer een stuk beter met je. Ik stuur je naar huis, want je bent niet ziek genoeg‘.

Tja. Ik heb alleen maar kanker, maar dat is nu al drie maanden aan de gang dus oud nieuws. Maar ik mag geen koorts hebben en ook geen onbehandelde infectie, dat kan me nu ik geen immuunsysteem heb fataal worden. Ze verwachten dat misschien morgenochtend de uitslag er al is en dan kan ik terugkomen voor behandeling. Dat dat allemaal heel onlogisch is en ik dus net zo goed kan blijven en ik, nogmaals, niet weggestuurd mag worden in deze toestand, vermurwt haar niet. Ik moet maar gewoon twee paracetamol nemen en op de bank gaan liggen chillen. Alsof die bank en niks doen niet sowieso al mijn dagelijkse leven zijn. Maarja. We doen maar wat de dokter zegt he?

Ergens na elven komen we aan. Ik neem twee paracetamol (waartegen weet ik niet) en ga chillen op de bank. Binnen een uur schrik ik wakker. Hartkloppingen. Ik probeer er doorheen te ademen. Het lukt niet. Ik heb pijn. Op mijn borst, in mijn hart. Mijn hart gaat zo hard, dat je het door mijn kleding heen kan zien kloppen en het voelt alsof ie er bij mijn oren uit gaat komen. Ik hoor mijn bloed ruisen. Ik krijg het zwart voor mijn ogen. Na een paar minuten besluiten we de ambulance te bellen. Stabiliseren lukt niet, ik moet mee naar het ziekenhuis.

De rit duurt een eeuw. In het ziekenhuis staan ze me op te wachten en weer is het net als in de film. Voorbij flitsende lampen, doktoren die je gegevens doornemen en plan de campagne maken. De één prikt in de ene arm, de ander in mijn pols. Ik moet voor de elfmiljoenste keer mijn geboortedatum opnoemen. Een derde kleedt me uit, plakt plakkers, plaatst een mondkapje en sluit me aan op monitors en zuurstof. Dokters lopen in en uit en laten het gordijn dat me van de EHBO scheidt, constant open staan. Elke keer moet ik ze erop wijzen het te sluiten. Ik mag me dan wel wekelijks meerdere keren moeten uitkleden en laten bevoelen door Jan en Alleman; de hele stad hoeft mij niet naakt en struggelend te zien liggen. Het is nu zeker een uur geleden allemaal en mijn hart racet nog onverminderd door.

Dan komt de eindbaas binnen. Ze buigt zich over me heen, maakt indringend oogcontact en zegt dat we elkaar moeten blijven aankijken. Ik zal me dalijk raar gaan voelen, maar dat zal maar een seconde duren en ik moet blijven praten. Ik mag niet wegvallen. Dus dat doen we. Het geluid om me heen sterft weg en het begint weer zwart te worden. Dit mag niet! Concentreren, aankijken, praten. ‘Oh daar is het! Ik voel mijn hersens! Dit voelt raar!’ zeg ik, en ‘dit is echt niet maar één seconde!’. En dan is het klaar. Ik heb weer beeld en geluid, mijn hart fladdert even hevig en racet dan niet meer. ‘Ik heb net je hart stilgezet en het is in een normaal ritme opnieuw opgestart’, zegt ze. Gelukkig heeft ze dat plan niet van tevoren verklapt.

Weer een ander stapt binnen, die uiteraard het gordijn niet sluit. Deze popi jopi in zijn vrijetijdskleding zegt de cardioloog te zijn en hij gaat me ontslaan. Wacht, wat? Ik ben drie seconden geleden aan de dood ontsnapt en sta nu weer op straat? Ja natuurlijk, want het mag voor mij dan misschien wel eng zijn, maar ik ga heus niet de pijp uit hoor. Niet door mijn hart in ieder geval, die kanker lossen ze ergens anders wel op, maar hij heeft geen plek voor mij. Hij geeft me ook pilletjes mee, komt goed. Ik vraag of die kunnen met wat ik al slik. Tuurlijk, zegt hij. Later zou blijken van niet en dat de combi heel gevaarlijk kan zijn. Net als de zestienjarige kut die mij vanmorgen niet ziek genoeg vond, vindt hij dat ik ook gewoon lekker thuis moet gaan chillen. Als er weer wat gebeurt kom ik toch gewoon terug? Ik blijf rustig terwijl mijn familie de tent wil afbreken. Maar dan heb ik het ook gehad. Ja leuk dat iedereen me zo sterk en rustig en helder en correct en stoer en whatever vindt, maar daar heb ik vrij weinig aan. Ik voel me niet gerust. Ik wil helemaal niet chillen op die kutbank. Ik ben chill. Ik ben ook bang en moe en dat ik iemand ben die dat niet met toeters en bellen aankondig wil niet zeggen dat dat niet ernstig is….

Ik breek. Ik word boos en verdrietig tegelijk. Ik huil en zeg dat ik dit niet accepteer. Wat moet er gebeuren zodat ze me serieus gaan nemen? IK HEB GODVERDOMME KANKER, EEN NIET NADER BEPAALDE INFECTIE EN HOGE KOORTS, IK BEN VAN MIJN STOKJE GEGAAN. IK MAG NIET EENS NAAR HUIS. WAT WILLEN JULLIE NOU??? ‘Koorts? Oh maar dat maakt het anders. Ik ga kijken wat ik kan doen’, zegt de eindbaas van het intieme oogcontact. Alsof dat niet in mijn dossier staat? Alsof ik het niet door alle hectiek heen netjes allemaal wel twintig keer heb gemeld? Waar zijn we nou helemaal mee bezig? Huilen en schreeuwen moet je dus. Noted.

Ik lig nog heel lang te wachten. Drieëntwintig uur nadat ik flauwviel, krijg ik een bed op de afdeling oncologie. Ik ben eindelijk ziek genoeg.