Retrospectief in sneltreinvaart

‘Anouk, toch?’ ‘Meid, wat leuk om je te zien, wat lang geleden! Hoe isset?’

Ik denk: engerd. Want je weet niet meer hoe ik heet, he? Want je hebt me maar één keer in je leven eerder gezien natuurlijk.  Want we hebben niet  lichaamssappen uitgewisseld, innig verstrengeld elkaar verliefd in de ogen liggen staren?  Doe alsof, jij nepperd!

Het is dat ik hem al had gezien en in een drukke trein in het gangpad stond, zodat hij niet langs me heen kon zonder iets te zeggen… anders had ie mooi niks gezegd en ik ook niet. Gek hoe het kan lopen.

Ik heb het hier over De Prins Op Het Witte Paard. Mijn droomman. Totdat ie uit het niks de kuierlatten trok en ik het van me afschreef en daarmee in een blad en met mijn stukje bij vriendinnen op de koelkast belandde. Oh, wat vond ik hem leuk. Ik vond hem fantastisch. Ik vond het zo fijn hoe hij altijd van de details was. Alles viel hem op, tot aan iets als nieuwe oorbellen. Hij gaf graag complimentjes. Hield van shoppen en verzorging. Lekker kletsen bij een kop thee.  Hij was helemaal af, had zelfs het spleetje tussen de tanden waar ik zo gek op ben… Maar dat was toen.

Dit is nu. Op dit moment antwoord ik netjes en plichtsgetrouw. Ik kijk hem aan terwijl hij zijn verhaal ophangt, en ik krijg weinig mee van wat ie precies zegt. Want nu snap ik het ineens. Ik kijk en ik zie het  glanzende zijden sjaaltje waar hij zijn handen soepeltjes langs laat glijden. Zijn lichaamshouding, voetje vooruit, dat holle ruggetje. Hoe hij met zijn ogen draait.

In mijn hoofd valt alles, jaren na dato ineens samen. Is het ná mij gebeurd? Dat hoop ik vurig. Heb ik, straaltverliefd destijds, dingen over het hoofd gezien, weggewuifd? Think not. Het lag dus echt niet aan mij… Het is nu zo klaar als een klontje, het is me heel duidelijk ineens:

Jij bent een prins, alright. Een chocoprins.